Hoewel de voorlopers van de gitaar al duizenden jaren bekend zijn, staat het vast
dat blaas- en slaginstrumenten veel ouder zijn dan snaarinstrumenten. Maar even als voor andere
muziekinstrumenten steunt ook de ontwikkeling van de gitaar op een essentieel karaktertrek van de mens:
het verlangen om gevoelens te uiten die op geen andere wijze uit te drukken zijn.
De gitaar is een chordofoon instrument. Chordofoon wil zeggen dat het geluid wordt voortgebracht met
behulp van de trillingen van een snaar. De benaming is samengesteld uit het griekse woord "chordae"
wat snaar betekent en foon, (klank/geluid).
Alexander de Grote had rond 385 v.Chr, vrijwel de gehele beschaafde wereld veroverd. Zijn
rijk bevatte ook Perzië, Egypte en Griekenland, hierdoor vond er een cultuur overdracht
plaats tussen deze volkeren. De Assyrische citer werd doorgegeven aan de Grieken en later
weer aan de Romeinen, die dit instrument Cithara romana noemden. Instrumentbouwers
in Zuid-Frankrijk, zouden duizend jaar later er een nek en toets aan toevoegen en noemden
hun instrument Chrotta. Omstreeks 100-200 na Chr., dook in Rome slechts kort de luit
op, om na de verwoesting van het Romeinse rijk weer voor eeuwen te verdwijnen.
De citer en de boogvormige rebab werden in de middeleeuwen veel in Spanje en Portugal
bespeelt, en later in heel Europa. De rebab leek op een mandoline (peervormig) met een
vlak bovenblad, twee klankgaten, een kam en een korte hals.
In de twaalfde eeuw verscheen er een nieuw Spaans instrument: de Laud, die zowel in een
gitaar- als peervormige vormgeving kende. Het instrument was afgeleid van de Arabische luit
die bekend stond als ud welke tijdens de Moorse invasie in Spanje terecht was gekomen.
De Laud werd later ook in de rest van Europa bespeelt. In Duitsland bekend als Laute, Engeland als Lute, Frankrijk
als Liuth en in Nederland als Luit.
Het ontwerp van de eerste gitaren leende grondbeginselen van zowel de Arabische ud als van
de Franse Chrotta. Door de vele religieuze oorlogen werden veel Chrotta-spelers verdreven
naar Aragon en Catalonië en daar ontstonden de kruisingen tussen Chrotta en Luit. Deze
gebeurtenis is waarschijnlijk de oorzaak van het ontstaan van de gitaar.
Tijdens dezelfde periode keerde Marco Polo van zijn reizen terug naar Italië, waarbij hij
een collectie gitaren en luiten meebracht uit Indië en China.
In de dertiende eeuw verbood de Spaanse kerk de rebab die het als een duivels instrument
beschouwde. Bij de gewone man was de rebab echter het meest favoriete instrument en negeerde ook
het kerkelijk verbod van het muziekinstrument. Tot aan de zestiende eeuw onderging de rebab
kleine veranderingen en het instrument werd later bekend als de mandola die vooral in
Spanje populair was.
Instrumentbouwers experimenteerden met geluid, geluidsprojecties en houtsoorten en vormen.
Het ontwerpconcept van de vlakke achterkant kwam weer in de mode, wat resulteerde in de
vihuela, een directe voorloper van de moderne gitaar.
De naam stamt van de Romeinse
term fidula. Het instrument leek op de huidige gitaar, was ovaal, had vijf klankgaten in het
bovenblad, had een korte hals met tien frets, vijf paar snaren plus één enkele resonantiesnaar.
Net als bij de tegenwoordige twaalfsnarige gitaar waren de paren snaren gelijk of één octaaf
hoger gestemd. Er waren variaties in de modellen, je had ze ook met vier of zeven paar snaren.
De rijk versierde vihuela was erg duur, daarom verkoos de gewone man de viersnarige
Chitarra latina, die erg op de vihuela leek maar eenvoudiger was. De Chitarra latina
stamt uit het einde van de dertiende eeuw en had acht klankgaten in de vorm van twee maal
vier cirkels.
In het begin van de zestiende eeuw werd aan de Chitarra latina een vijfde snaar toegevoegd.
Deze nieuwe versie kennen wij tegenwoordig als Spaanse gitaar.
Al gauw dook deze vijfsnarige
gitaar overal op en verdrong langzaam de ingewikkelder luit. De luitliefhebbers veroordeelden
de gitaar en probeerden haar een slechte naam te bezorgen door de gitaar te associëren met
onzedelijke lichaamsbewegingen en moreel verderf. Het was vroeger dus niet anders dan nu,
wanneer een instrument een innovatie ondergaat. Ook in de jaren vijftig en zestig, toen
de elektrische gitaar aan grote populariteit won werd het instrument in de ban gedaan
door zedenpredikers. En ook voor nu geldt als toen, hoe meer de gitaar met dit soort zaken
werd vergeleken, des te dominanter werd haar positie in de Europese volksmuziek. Romantische
lieden brachten serenades op aan dames die dat graag mochten horen. Zo ook nu dames, en
heren, in zwijm vallen bij hun favoriete artiesten.
De Franse en Italiaanse gitaren van de zeventiende eeuw kregen een steeds slankere taille,
en had bijna al de vorm van de gitaar zoals wij die nu kennen. Een belangrijk verschil was
echter nog wel de vijf paar snaren, in plaats van de zes of twaalf van de huidige gitaar.
De Carulli-gitaar uit 1810 was één van de eerste met zes snaren die
net zo gestemd waren als de huidige: E A D G B E. Men ging over van dubbele naar enkele
snaren. Hierdoor werden ook de stemproblemen opgelost die ontstonden doordat de paren snaren
van darmen, niet van gelijke diameter waren. Één van de meest invloedrijke gitaarbouwers uit
die tijd was Antonio Torres Jurado uit Almeria in Spanje.
Hij leverde een belangrijke bijdrage in
de ontwikkeling door de mensuurlengte te vergroten tot 65 centimeter. Ook maakte hij de hals
5 centimeter smaller en vervaardigde een breedere klankkast, waardoor het instrument meer volume kreeg.
Hij gebruikte als één van de eersten
mechanische stemmechanismen en verbreedde de steunbalkjes waardoor de snaren op de body
iets wijder uit elkaar komen te liggen.
De moderne klassieke gitaar is sindsdien weinig meer veranderd, één van de laatste innovaties
was midden jaren veertig van de vorige eeuw. De snaren, die tot dan toe nog van varkensdarmen waren vervaardigd,
werden vervangen door nylon. Een uitvinding uit 1935 van de Amerikaanse chemicus Wallace Hume Carothers.
De gitaar werd een steeds populairder instrument en er werden meer muziekstukken geschreven.
Onder andere Rossini, Haydn, Berlioz en Schubert componeerden voor de gitaar.
Aan het einde van de negentiende eeuw zorgde Francisco Tarrega voor
een opleving van de Spaanse muziek. Huidige klassieke gitaristen hebben nog steeds
composities van zijn hand op hun repertoir staan. Hij maakte verscheidene bewerkingen van
Chopin, Beethoven en Bach. Dat de gitaar algemeen wordt geaccepteerd als een modern concert instrument
is mede te danken aan Andres Segovia, één van de grootste musici uit de geschiedenis.
Andres was autodidact en vormde op zich al een éénmans-orkest. Ook heeft hij veel
composities van Haydn, Händel, Mozart en nog vele anderen voor gitaar bewerkt. Meer
dan vijftig jaar trad hij over de gehele wereld op en fungeerde als ambassadeur voor
zijn geliefde instrument, de gitaar.

Andres Segovia
De belangrijkste onderdelen van een gitaar
De benamingen voor sommige onderdelen van een gitaar geeft nogal eens verwarring.
Dit komt doordat er vaak letterlijk vanuit het Engels is vertaald.
Kam
De kam (Engels bridge) zit op de body gemonteerd of op de klankkast (akoestisch) gelijmd.
De kam houdt in de breedte de snaren op de juiste afstand van elkaar, en in hoogte de
afstand tussen de snaren en de toets.
Bij de akoestische gitaar wordt de trilling van de snaren door middel van de kam overgebracht naar
het bovenblad van de gitaar.
In het Nederlands wordt de kam dus ook wel brug genoemd, in dat geval spreekt men over totpkam als de 'werkelijke' brug
wordt bedoeld.
Zadel
Het zadel van een gitaar is het deel van de kam dat de snaren ondersteunt.
Het kan uit één stuk (meestal op akoestische gitaren) bestaan of in aparte delen (elektrische gitaar),
één voor elke snaar.
De functie van het zadel is de snaar op de juiste plaats te brengen voor de juiste intonatie.
Voor de akoestische gitaar is het zadel meestal gemaakt van kunststof of bot.
Bij de elektrische gitaar zijn de zadels zijn meestal van metaal, of soms van synthetische materiaal.
Brug
De formele Nederlandse naam voor het onderdeel waar de snaren overheen lopen naar
het stemmechanisme is, brug. Maar wordt ook wel topkam genoemd. De Engelse benaming is nut.
Mensuur
Mensuur is de de werkelijke lengte van de trillende snaren.
Dit is dus de lengte van de snaren tussen de zadels en de brug.
De mensuur beïnvloedt de bespeelbaarheid. Een kortere mensuur heeft een kortere nek en is het best geschikt
voor een snelle positie verandering.
Frets
Frets zijn metalen stripjes van nikkel legering of roestvrij staal.
Ze zijn ingeslagen langs de toets op exacte punten dat de mensuur verdeeld
volgens een bepaalde wiskundige formule.
De toonhoogte van elke opeenvolgende fret is bepaald op een halve-stap interval
op de chromatische toonladder.
Standard hebben klassieke gitaren 19 frets en elektrische gitaren tussen 21 en 24 en soms 27 frets.
Hals
De gitaarhals is één lang stuk hout waarop de toets met de frets en stemmechanieken zijn aangebracht.
Het begin van de hals wordt de hiel genoemd en het eindstuk de kop.
Aan de kop of in de kop bevinden zich de stemmechanieken.
Kop
De kop is zit aan het einde van de gitaarhals. Hieraan of hierin zitten de stemmechanieken bevestigd.
Stemmechaniek
Een stemmechaniek (ook wel tuner genoemd) is een stemapparaat voor het stemmen van
de gitaar door het aanpassen van snaarspanning.
De eerste akoestische basgitaar verscheen in 1972, de Earthwood. Deze werd
ontwikkeld door Ernie Ball in samenwerking met de voormalige Fender compagnon, George Fullerton.
De Earthwood werd echter geen succes, de productie werd in 1974 stopgezet.
Eind jaren '30 was er al een voorloper van de akoestische bas gitaar. Regal Musical Instrument Company uit Chicago introduceerde de Bassoguitar, wat je een bas'gitaar' zou kunnen noemen.
Het instrument was een kruising tussen een platte akoestische gitaar en een contrabas en had een lengte van 1.80m.
Elektriciteit
Adolph Rickenbacker, de fabrikant van de eerste elektrische gitaar en oprichter van 'Electro String
Instrument Corporation', werd in 1886 geboren in het Kanton Schwyz, Zwitserland.
Hij emigreerde in 1891, na de dood van zijn ouders met enkele familieleden naar de Verenigde Staten. In 1928 en verhuisde hij naar Los Angeles.
Hier startte hij het bedrijf 'Rickenbacker Manufacturing Company' en fabriceerde metalen bodies voor het bedrijf 'National Steel Guitars'.
Daar maakte hij kennis met George Beauchamp en Paul Barth. En samen richten ze in 1931 een nieuw
bedrijf op, 'Ro-Pat-In Company'. In het daaropvolgende jaar begon men met het ontwerpen van de eerste
aluminiumversies van de lap steel guitar.
In 1934 werd de bedrijfsnaam omgedoopt tot 'Electro String Instrument Corporation'.
De steel guitar was en is vooral populair bij de 'Hawaiian' muziek waar het ook veelal dominant
aanwezig is.
Steel guitar (ook wel lap guitar genoemd) houdt in dat de gitaar, horizontaal wordt bespeeld.
Zowel zittend als staand (op standaard of met riem om de nek) gebruikt men een steel bar (play bar) of bottleneck om over de snaren
te "glijden".
Andere benamingen voor steel gitaar zijn, lap steel, slide guitar of Hawaïaanse gitaar.
Al in 1930 experimenteerde Beauchamp met een bekend feit: Als je een koperen draad langs een
magnetisch veld beweegt, veranderd het de intensiteit van het magnetisch veld.
Hij wikkelde een koperen draad om een magneet en maakte dus een spoel. Boven deze spoel hield hij een
metalen draad (snaar). Door de beweging (trilling) van deze draad veranderde de elektrisch stroom in de
spoel.
Met dit gegeven zou het mogelijk moeten zijn om de klank van de gitaar elektrisch te versterken.
Het probleem waar Beachamp nu mee zat is dat hij zes van deze (grote) spoelen moest hebben,
die zo aangepast moesten worden dat ze een gelijkmatig signaal voortbrachten om het te kunnen
toepassen op een gitaar.
George Beauchamp Patent Frying Pan (1937)
Na veel experimenten creëerde Beauchamp samen met Barth, op een pick-up gebaseerde, twee hoefijzer magneten
met daarin met koperdraad omwonden ijzeren staafjes, elk met een eigen opening onder de snaren.
Op deze manier kon elke snaar individueel versterkt worden.
George Beauchamp nam contact op met Harry Watson, toenmalig hoofdopzichter van National String
Instrument Co.
Watson was onder de indruk van de vinding van Beauchamp en vervaardigde een model waarvan de hals en
body uit één geheel bestond. Vervolgens monteerde hij bij de brug van de body het door Beauchamp en Barth ontwikkelde
elektrische versterkings element.
Beauchamp noemde dit prototype 'The Frying Pan'
(de braad pan).
De Frying Pan is de eerst elektrische gitaar die in productie werd genomen, en volgens het nog huidig toegepaste
principe werkte. De Frying Pan bleek meteen een succes bij de talloze steel gitaristen.
Maar al in 1925 had ene Lester William Polsfuss (Les Paul) een uitvinding gedaan die de klank van de gitaar
niet alleen versterkte, maar er ook een heel eigen uniek geluid aan gaf.
Les Paul wordt daarom ook als de uitvinder van de elektrische gitaar beschouwd.
Lees het Les Paul verhaal over het ontstaan van de eerste echte electrische gitaar.
Ontwikkeling van de elektrische gitaar en de Amerikaanse muziek
In het zuiden van de Verenigde Staten begon de muziek zich te ontwikkelen toen Afrikaanse
en Europese invloeden zich via zwarte en blanke mensen ging vermengen. Vrijwel zeker is dat
de met huid bedekte kalebasinstrument de voorloper is van de huidige banjo. Ook maakten
slaven in die tijd zelf gitaren van grote sigarenkisten bezemstokken en touw. Maar de
meeste gitaren van het toenmalige koloniale Amerika werden gemaakt in Engeland.
In het zuidwesten van de VS speelden Mexicanen zowel op de gitaar als op de uit de
zestiende eeuw stammende vihuela. Spaanse missionarissen namen de instrumenten mee
naar Californië en cowboys gebruikten de gitaar ook om 's nachts de kuddes op de
prairie rustig te houden.
De Blues muziek is ontstaan in de Mississippi-delta, ontwikkeld uit werkliedjes,
uitroepen en andere veldkreten. Harmonische gospelmelodieën kregen vaak een begeleiding
van de banjo en later van primitieve gitaren, die soms werden bespeeld met een metalen
staaf (slide) of flessenhals (bottleneck) om één van de vingers hals-hand. Door hiermee
over de snaren te glijden ontstond een klagend en jankend geluid dat zo typerend is
voor de blues, maar nu ook veel in andere muzieksoorten wordt gebruikt.
Muziek had zowel op het platte land van het zuiden als in het midden-westen altijd een
belangrijke rol in de religie gespeeld. Alle sociale activiteiten draaiden destijds
om godsdienst. De gitaar werd vaak bespeeld op boerderijen, plantages en mijnwerkerskampen.
Het instrument nu eenmaal gemakkelijk te vervoeren, was relatief niet duur en bijna
iedereen kon er wel drie of vier akkoorden mee leren spelen.
In de grote steden namen arme mensen de gitaar mee de straat op. De Amerikaanse blues,
country & western en folkmuziek waren om dezelfde redenen georiënteerd op de gitaar:
niet duur, makkelijk te vervoeren, eenvoudig te bespelen en klinkt goed.
In jazzgroepen in New Orleans en Chicago had de gitaar het minder makkelijk. Hoe hard
de gefrustreerde gitarist ook aansloeg, hij kwam nooit boven de blazers en piano's uit.
Maar al gauw konden deze zichzelf miskennende gitaristen wraak nemen via de microfoon,
waardoor het instrument kon worden versterkt.
Elektriciteit had een grote invloed op velerlei gitaristen, maar de nieuwe vorm van energie
werd niet overal door het publiek gewaardeerd. Vele nieuwe melodieën en inventieve
ontwikkelingen werden aangedragen door Eddie Lang, Freddie Green, Charlie Christian en
Eddie Condon. Gitarist Eddie Condon was in de jaren twintig tot en met veertig een van de belangrijkste figuren
uit de Chicago-jazzscene. De ontwikkeling van de (elektrische)gitaar verkeerde in die periode in een
stroomversnelling.
Eddie Durham zou wel eens de eerste
muzikant kunnen zijn geweest die elektrisch gitaar heeft gespeeld.
Eddie Durham (L.) en Eddie Condon
Een minstens even belangrijke gitarist was de Franse zigeuner
Django Reinhardt. Hij werd op 23 januari 1910 geboren in het Belgische Liverchies en speelde
gitaar vanaf zijn twaalfde.
Op 2 november 1928 vond een catastrofe plaats. Er brak brand uit in zijn woonwagen en
Django kon op het laatste moment met zware verbrandingswonden ontsnappen. Als gevolg
van dit ongeluk verloor hij twee vingers van zijn linkerhand. Zijn muzikale carrière
leek beëindigd. Maar hij oefende echter twee jaar keihard en wist met drie vingers een
speelstijl te ontwikkelen die nóg unieker was dan voor het ongeluk. Django was het
Europese antwoord op de Amerikaanse jazz en hij heeft vooral na de Tweede Wereldoorlog
vele Amerikaanse collega's beïnvloed als, Les Paul, B.B. King en Wes Montgomery.
Met zijn groep, Quintet Du Hot Club de France, waarin onder anderen de violist
Stephane Grappelli en zijn broer Joseph zaten, maakte hij furore. Django Reinhardt stierf
in 1953 te Fontainebleau aan de gevolgen van een hersenbloeding en liet historische
opnamen na.
De laatste vijftig jaar hebben inventieve gitaristen als Les Paul, Kenny
Burrell, Jim Hall, George van Eps, Barney Kessel, Wes Montgomery, Tal Farlow, Herb Ellis en
Joe Pass veel geëxperimenteerd met andere maatsoorten en melodieën.
In de country werd de gitaar door vrijwel iedere artiest gebruikt: Hank Williams, Jimmie Rodgers,
Hank Snow, Ernest Tubb, Merele Haggard en natuurlijk door instrumentalisten als Roy Clark,
Merle Travis, Glen Campbell en Jimmy Bryant.
Mr. Guitar zelf, Chet Atkins is één van de meest veelzijdige en gerespecteerde gitaristen.
Hij begon met primitieve middelen, een ukulele met draden van een hordeur bespannen, en ontwierp
zelf diverse gitaren en ontwikkelde nieuwe speel- en opnametechnieken. De laatste jaren heeft
deze muzikant uit Tennessee zich ook op het klassieke en populaire-vlak bewogen, maar zijn
handelsmerk blijft de instrumentale country.
De Chet Atkins stijl is een combinatie van vloeiende melodieën, harmonieën en een krachtige,
gedempte baslijn die gelijktijdig worden bespeeld.
Ondanks alles luisterde de massa na de Tweede Wereldoorlog niet naar
jazz- en countrygitaristen, maar een nieuw soort muziek bracht in het midden van de jaren vijftig
overal verandering in. Te midden van de melige crooners en vertolkers van zoetsappige
ballads stond de koning van de rock & roll op. Gewapend met sensuele lippen, wiegende heupen,
lange zwarte haren en brede bakkebaarden, gekleed in strak leer en puntschoenen, 80 kilo pure
seks en kracht: de vrachtwagenchauffeur uit Tupelo genaamd Elvis Presley.
Hij was een volslagen nieuw verschijnsel en de Amerikaanse jeugd, die zich als een redelijk
homogene subcultuur begon te ontwikkelen, had een nieuwe held gevonden, die door hun ouders
werd gehaat. Hij was perfect!
Iedereen had al gauw door dat deze kronkelende maniak geen gewone muzikant
was. Één van zijn belangrijkste kenmerken was dat hij gitaar speelde. Hij sloeg wild aan,
drukte het instrument met een klap tegen zijn lichaam, zwaaide het rond en liet het achter
zijn rug glijden. Het was puur en explosief show-werk, en toen Elvis naar de duizelingwekkende
hoogten van zijn legendarische superstatus rees, was hij vergezeld van zijn maatje: het doosje
met de zes snaren.
Elvis was vriendelijk, religeus en respecteerde boven alles zijn ouders.
Ondanks dat hij zijn eerste plaatje voor z'n moeder maakte, werd hij aangevallen door
fatsoensrakkers en conservatieve radiomakers omdat hij volgens hen een slechte uitstraling
zou hebben op de jeugd. De nieuwe generatie echter stond achter Elvis en kocht in 1956 10 miljoen
platen van hem. Velen zijn dankzij Elvis gitaar gaan spelen. De jeugd keek naar Elvis
en zei: 'Wat hij kan, kan ik ook.' Wat het gitaarspelen betreft hadden ze gelijk, nummers als
Hound Dog, Surfin USA, This land is your land, Mr. Tambourine Man en vele andere van dit
soort liedjes waren eenvoudig na te spelen. Evenals andere rock, blues, country en folknummers
van B.B. King, Bob Dylan, Joan Baez, The Rolling Stones en vele anderen.
Elvis zelf was niet meer en niet minder dan een gemiddelde gitarist. Het echte gitaarwerk
werd gedaan door zijn vaste gitarist en vriend Scotty Moore, die eigenzinnige en originele riddles
bedacht, die zo typerend zijn voor de rock & roll.
Ook niet onbelangrijk voor het succes was het componisten duo
Jerry Leiber en Mike Stoller, die garant stonden voor vele hits.

Jerry Leiber (L.) & Mike Stoller
En niet te vergeten Elvis manager, Colonel Tom Parker. De in 1909 in Breda geboren, als
Andreas Cornelis (Dries) van Kuijk, voelde haarfijn aan hoe de muziek en het fenomeen Elvis
Presley aan de man gebracht moest worden.

Colonel Tom Parker met Elvis
Na zijn militairedienst, die bewust door Colonel
Parker was gepland, werkte Elvis aan een comeback. In het midden van de jaren zeventig reikte
The King weer naar de top. Het succes werd hem echter fataal. Op 16 augustus 1977
overleed Elvis op zijn landhuis Graceland in Memphis aan de gevolgen van overtollig (medicijn)
gebruik.
Na zijn dood werd Elvis echter populairder dan ooit, zijn platen/cd's worden nog
altijd gretig gekocht. Titels worden weer opnieuw uitgebracht en hebben nog steeds niet aan
kracht verloren getuige het feit dat ze wederom torenhoog de hitlijsten inschieten.
In de begindagen van de rock and roll waren instrumentale nummers bijzonder
in trek. Je hoefde de radio maar aan te zetten of je hoorde wel een saxofoon, gitaar of orgeltje.
Platen als Tequila van de Champs en Red River Rock van Johnny and the Hurricanes
scoorden goed. Het nummer Walk Don't Run, een klassieker van de Ventures, stond bijna
vijf maanden in de hitparades en kwam als hoogste notering tot op twee.
In Engeland deden The Shadows van zich spreken met nummers als Apache, Atlantis, Wonderful Land
en vele anderen. Duane Eddy claimde dat hij de techniek van het optrekken van de snaren
had uitgevonden. Hij maakte een groot aantal hits waarbij hij alleen op de lage snaren
speelde. Later kwam hij er achter dat er nog meer op zaten. Evenals andere platen uit die
tijd waren die van Duan Eddy naar de huidige maatstaven niet gepolijst, maar nummers als
Ramrod, Rebel Rouser en Cannonball sloegen in als een bom en klonken het
best als ze hard werden afgespeeld. Hij toonde aan dat je met simpele middelen toch goede
muziek kon maken.
Chuck Berry daarentegen ontwikkelde een stijl van gitaarspelen die
kenmerkend voor de rock & roll te noemen is: 'Oh my, but that country boy could play.'
Dat Country boy was oorspronkelijk Coloured boy, maar de platenbazen hadden
daar nogal moeite mee, gezien in die tijd de zwarten in de VS nog niet als volwaardige
medeburgers werden beschouwd.
De twee snaren-aanslagen, die Chuck Berry
speelde terwijl hij zijn beroemde 'duck-walk'deed, klonken
uit iedere jukebox. En degenen die er veelvuldig muntjes in gooiden waren onder anderen
Mick Jagger, Keith Richard, Marc Bolan, Eric Clapton, George Harrison en Jimmy Page.


(vlnr) Eric Clapton, Jeff Beck en Jimmy Page
Echte goede gitaristen waren schaars, maar er waren gelukkig uitzonderingen als Mickey
Baker die de calypso-hit Love Is Strange van Mickey & Sylvia voorzag van melodisch
gitaarspel en aan het eind van ieder couplet van een bluesloopje. James Burton zorgde voor
de venijnige country-rock-soli op de eerste platen van Rick Nelson en werd later door
vrijwel iedereen voor studiowerk gevraagd. Goed 'Southern"gitaarwerk is te horen in
rockabilly-hits van Carl Perkins (Blue Suede Shoes), Buddy Holly (That Will Be
The Day), Eddie Cochran (Summertime Blues) en Bill Haley (Rock Around The
Clock).
Mickey Baker en James Burton
Ook de surfmuziek zorgde voor een popularisering van de gitaar.
In het begin had deze stijl alleen succes aan de Amerikaanse Westkust, maar na een tijdje
sloeg de muziek in de gehele wereld aan. De bekendste surfgroep is uiteraard nog steeds de
Beach Boys, maar ook de al eerder genoemde instrumentale band de Ventures behoorde tot
deze categorie. De gitaristen van surfgroepen speelden hoofdzakelijk op Fender gitaren, met
name de Stratocaster was erg populair.
Gedurende de eerste rock & roll-golf ontstond ook een toenemende interesse in de traditionele
Amerikaanse muziek. Het Kingston Trio is hier een voorbeeld van. Keurig gekapt zongen ze
teksten over spoorwegtrajecten, legendarische helden, en executies van beruchte bandieten
(Tom Dooley), alles natuurlijk in close harmony. Pete Seeger, Joan Baez en Phil Ochs
zongen over vergelijkbare onderwerpen, maar brachten tevens hun ideeën omtrent onderwerpen
als politiek, oorlog, burgerrechten en hongersnood naar voren.
Slechts weinig mensen buiten het koffiehuis-circuit kenden ene Bob Dylan, maar de Byrds
en de zoetsappige Peter, Paul and Mary waren commercieel genoeg om in het midden van de
jaren zestig enige ideeën en boodschappen van hem te gebruiken om er gigantische hits mee
te scoren. Bob Dylan op de hitlijsten, samen met Lesley Gore, Jan & Dean en Freddie &
The Dreamers.
Het publiek wilde meer te weten komen over eerlijke muziek zonder trucjes, men wilde
nummers met nieuwe ideeën die je dwongen na te denken, nummers over echte mensen.
Doordat deze nieuwe folkmuziek haar wortels in de blues en de country & western had,
begonnen de mensen muzikanten als Hank Williams, Doc Watson, Woody Guthrie, Robert Johnson,
Jack Elliot, Mississippi John Hurt, Blind Lemon Jefferson, Son House, Walter "Furry' Lewis,
Leadbelly, Sam 'Lihtnin' Hopkins, Josh White, Fred McDowell en Brownie McGhee te
herontdekken. Sommigen waren afstammelingen van slaven, rondtrekkende arbeiders en pachtboeren.
De meesten leefden niet lang genoeg om van deze waardering te kunnen genieten. Anderen werden
pas echt bekend toen ze de zeventig al waren gepasseerd.
Er zijn net zoveel pogingen ondernomen
om de stijlen van deze zangers te classificeren als er schrijvers zijn die er verhalen over
hebben geschreven.
Dé gemeenschappelijke factor was echter dat ze allemaal gitaar speelden.