Al meer dan 100 jaar zijn kwaliteit en innovatie de fundamenten van het
succes van één van 's werelds grootste gitaarbouwers.
Orville H. Gibson werd geboren op 8 mei 1856 in van Chateaugay, New York.
(Tot op de dag van vandaag is niet bekend waar de H voor staat)
Hij was de jongste telg uit een nest van vijf (broers Orzo en Lovell, en zussen Pluma en Emma)
van vader John W. en moeder Amy Nichols Gibson.
Orville's vader, was een immigrant uit Engeland en zijn moeder Amy kwam uit New York.
In 1881 verhuisde hij naar Kalamazoo in de staat Michigan om daar
te gaan werken als bediende in een kleine schoenenwinkel. In zijn vrije tijd speelde hij gitaar.
De liefde en passie voor muziek brachten hem ertoe om over het design van gitaren en
mandolines na te denken.
Begin jaren tachtig van de 19e eeuw ging hij voor zichzelf beginnen en
huurde een kleine werkplaats van drie bij vier meter. Hij bouwde zijn mandolines
en gitaren van uit elkaar gehaalde meubels van kwaliteits hout om
zo aan goede sparre-, walnoot- en cederhout te komen.
Toen Orville Gibson in Kalamazoo in 1894, in zijn klein muziekwinkeltje aan
het werk was, kon hij nog niet bevroeden welk een invloed zijn instrumenten
in de loop van de geschiedenis van de muziek zouden krijgen.
Orville Gibson creëerde een compleet nieuwe stijl van gitaren en mandolines
en legde hiermee de basis voor de productie van één der edelste muziekinstrumenten
welk de wereld tot dan toe had gezien.
Hij ontdekte dat onbehandelde solide en belegen hout tot de beste resultaten
leidde. Geïnspireerd door de vioolbouwkunst construeerde hij zijn gitaren en
mandolines niet zoals gewoonlijk met een vlakke, maar met een gewelfde
body. Orville 'stemde' het boven- en achterblad tot een complementair
resonantiegeheel, door met een beitel zachte klappen te geven.
Deze tijdrovende constructie vergde meer dan een maand per instrument.
Maar zijn ontwerpen werden direct na hun introductie in 1894 een daverend
succes.
Doordat de vraag al snel een omvang bereikte waaraan Orville niet meer
kon voldoen, werd hij genoodzaakt een eigen firma op te richten die deze
instrumenten kon produceren. Zo werd op 12 oktober 1902 de Gibson
Mandolin-Guitar Co Ltd. een feit. In de daarop volgende 15 jaar beleefden
de mandoline-orkesten hun bloeitijd, en Gibson werd de nummer 1 van de
instrument-fabrikanten.
Over het productieproces had Orville Gibson zijn eigen theorie:
Hij geloofde in een combinatie van handwerk en machinale vervaardiging
om zoveel mogelijk instrumenten van hoogwaardige kwaliteit te bouwen.
Destijds werden twee basisprincipes van de Gibson filosofie vastgelegd,
die heden ten dage nog steeds gelden:
1. Stel hooggekwalificeerde mensen in dienst die zowel over, handwerk
vakmanschap, gevoel voor het instrument als over
en goed muzikaal oor
beschikken.
2. Zet machines in daar waar het arbeidsproces zich steeds weer herhaald of
waarvoor uiterste precisie vereist is.
Lloyd Loar
De mandoline virtuoos, componist en akoestisch ingenieur Lloyd Loar,
werd geboren op 9 januari 1886 te Illinois en was thuis in de klassieke
muziek. Hij was een pionier in de ontwikkeling van de elektrische gitaar.
In 1923 vroeg hij patent aan voor de elektrostatische pickup en in 1934
richte hij, samen met Lewis A. Williams, de Acoustic-Lectric Co. in
Kalamazoo op. Men produceerde er akoestische gitaren, mandolines,
mandolas (10 snarige violen), mando cellos (eveneens 10 snarig) en ook
magnetische pickups (elementen) voor gitaren. Ook brachten ze een
elektrische viool op de markt. Een jaar na de dood van Orville Gibson, in
1918 kwam Lloyd Loar bij Gibson Mandolin-Guitar Co. Ltd. in dienst.
Loar bracht enkele verbeteringen aan in Orvilles originele ontwerpen wat
resulteerde in de productie van respectievelijk F-5 en L-5, mandoline- en
gitaren serie.
Dit waren de eerste gewonden snaarinstrumenten met 'F' -
gaten. De F-5 mandoline werd al snel een legende en het L-5 gitaarmodel
waardeerde de positie van de gitaristen binnen jazz-orkesten duidelijk op.
Al snel loste de gitaar de tenor banjo, als begeleidend ritme-instrument, af
en werd de basis voor de verovering van de muziekwereld door de gitaar
gelegd. De L-7, L-10 L-12 en de L-150 werden rond 1922 uitgebracht.
In de jaren twintig bracht Gibson enkele innovaties voort zoals bv. een in
hoogte verstelbare kam en de door Thaddeus (Ted) McHugh ontwikkelde verstelbare
hals, die in 1921 gepatenteerd werd. Eenvoudig en direct te hanteren
bood de verstelbare hals de mogelijkheid het rekken van de snaren tegen te
werken, en zo een perfecte snaar lengte te realiseren.
Vaak waren de Gibson innovaties van de algemene ontwikkeling jaren,
soms zelfs tientallen jaren vooruit. Een voorbeeld hiervan is Loars prototype
van een elektrische contrabas in 1924, die toen reeds vele kenmerken van
de huidige generatie basgitaren bezat. Maar Loars radicale ideeën stoten op
onbegrip in het Gibson management. Lloyd Loar verliet daarom het bedrijf in
dat zelfde jaar, samen met twee andere werknemers, en zij richten de 'Vivi-
Tone Company' op die diverse elektrische instrumenten introduceerde,
waaronder ook Loars ingenieuze elektrische contrabas. Deze pogingen
kregen echter niet de aandacht die ze verdienden, omdat ze hun tijd ver
vooruit waren. Als gevolg hiervan moest de firma zijn activiteiten staken.
De economische depressie eind jaren twintig, ging ook aan de Gibson
Company niet voorbij. Gibson produceerde zelfs tijdelijk speelgoed om te
kunnen overleven. Ironisch genoeg produceerde Gibson in deze tijd ook
instrumenten, die oorspronkelijk Orville Gibson hadden geïnspireerd.
Zijn mandolines en gitaren werden volgens een nieuw concept vervaardigd.
De ontwikkeling van nieuwe gitaarmodellen werd zelfs in deze zware tijden
niet verwaarloosd. Begin jaren dertig werd de nieuwe, grotere L-5 geïntroduceerd.
Ook een geheel nieuw model werd in die tijd voor het niet geringe
bedrag van $400,00 op de markt gebracht. Deze jazz-gitaar met zijn extreem
grote body, kon zelfs met de blaas secties van een groot orkest aan.
Velen zien dit model nog steeds als de kroning op de gitaarbouw-kunst.
Rond 1932 maakte Gibson de Super 400 en een aangepaste versie van de
L-serie, aangezien gitaren met F-gaten in allerlei maten en soorten bijzonder
populair werden.
In 1934 was de tijd rijp voor de eerste elektrische gitaar, de ES-150.
Deze gitaar combineerde de tot dusverre beproefde Gibson modellen met
magnetische spoelen, die de mogelijkheid boden ze via versterkers te bespelen.
Het succes van deze eerste elektrische gitaar is onafscheidelijk met
één naam verbonden: Charlie Christian. De pickups op deze gitaar werden
naar hem vernoemd.
Deze jonge muzikant verhief de elektrische gitaar, door
zijn onmiskenbare riddles in de band van Benny Goodman, waarin hij van
1939 tot 1941 speelde, tot solo-instrument. Hij speelde als een blazer en zijn
single-string soli weken sterk af van de bestaande benadering waarbij men
de melodie speelde met akkoorden. In minder dan vijf jaar veroorzaakte
Christian een revolutie in de speeltechniek en samen met mensen als Dizzy
Gillespie, Lester Young en Charlie Parker ontwikkelde hij de bebop. Deze
volledig nieuwe functie van de gitaar veroverde in korte tijd de wereld en zet
tot heden de toon in alle facetten van de populaire muziek.
Charlie Christian stierf op drieëntwintigjarige leeftijd.
Ook bouwde Gibson akoestisch bassen. Men begon hiermee in 1937.
De viool-vormige EB-1 (Electric Bass 1) kwam in 1953 uit en werd in 1969
opnieuw geïntroduceerd. Daarna volgden de double-cutaway EB-2 basgitaar
in 1958, EB-O in 1959, de zes-snarige bas EB-6 in 1959, EB-OF met ingebouwde
fuzz in 1962, de Thunderbird in 1963 en opnieuw ontworpen in 1965,
EB-3, Les Paul Bass in 1970, Les Paul Triumph in 1971, Les Paul Signature in
1973, L9-S in 1973, Grabber en Ripper in 1974, en de RD-artist en
RD-standard 9 in 1978.
Versterkers voor Gibson werden in de jaren dertig gemaakt door Lyon &
Healy, terwijl in de jaren veertig onder meer de BR-serie uitkwam, genoemd
naar de ontwerper Barnes Reinecke.
De Les Paul versterker en de GA-serie
werden in de jaren vijftig en begin zestig geproduceerd. Piggybacks, met zijn
losse versterker en losse luidsprekerkast, en kofferversterkers als, Titan,
Mercury, en Atlas, verschenen in 1963, terwijl kort daarna de GSS solid-state
modellen op de markt kwamen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest bij Gibson de instrumenten
productie, vanwege materiaal schaarste tijdelijk worden stilgelegd. In 1944
werd Gibson overgenomen door de firma 'Chicago Musical Instruments'(CMI).
In 1946 starte CMI de productie weer op, en met het aanstellen van Ted
McCarty in 1948 begon een nieuw tijdperk voor Gibson.

Theodore (Ted) McCarty
In de periode dat McCarty het roer bij Gibson overnam, van 1950 tot 1966,
werd voor het bedrijf een economische bloeitijd. De innovatie van de elektrische
gitaren van de modellen als, Les Paul, ES-335, Byrdland, Explorer, SG,
Flying-V en Firebird, die het team van McCarty op de markt brachten, waren
de garantie voor dit succes. Ook de ontwikkeling van de Humbucker pickups
en vele andere nieuwe ontwikkelingen ontstonden in deze tijd.
Al in 1946 had Les Paul de firma Gibson zijn ontwerp van een elektrische
gitaar met solid-body gepresenteerd. Maar de verkoop van de traditionele
Gibson modellen liepen zo goed dat Les Paul met zijn ontwerp de deur werd
gewezen. Maar na een paar jaar haalde McCarty de oude ideeën weer uit de
kast en nam contact op met Les Paul.
In 1952 kwam het eerste model, van
deze nu zo beroemde gitaar, op de markt. Voor het eerst werden daarbij
twee houtsoorten gecombineerd, ahorn voor de boven- en mahonie voor de
onderkant, om de briljante klankkarakteristiek van het ahorn en de warme
volle klank van het mahonie te verbinden. In 1956 werd de traditionele kam
vervangen door de 'Tune-O-Matic'-kam, en in 1957 werden Humbucker
pickups aangebracht. In 1958 volgde de introductie van de Cherry
Sunburst Les Paul, en werd één van de allermooist gebouwde elektrische
gitaren aller tijden. In 1957 werd Epiphone door CMI overgenomen en in
1959 begon men met de productie van Epiphone instrumenten.
De ES-335T (later ES-335TD) werd voor het eerst geproduceerd in 1958,
en deze semi-akoestische gitaar werd veel gekopieerd door andere firma's.
Er worden er nu meer dan duizend per jaar verkocht. Er kwamen ook andere
semi-akoestische gitaren, waaronder de ES-355. De flat-top LG-O die geheel
uit mahoniehout was vervaardigd, werd in grote aantallen gemaakt.
De jaarlijkse omzet van dit model overschreed regelmatig de totale jaaromzet
van Gibson in de eerste 25 jaar van de vorige eeuw.
In deze succesvolle periode werd de fabriek maar liefst acht keer uitgebreid.
De vraag naar Gibson-instrumenten was zo groot, dat men voor jaren orders
had.
In de jaren zestig was er een enorme groei in de muziekbusiness, zowel
in algemene zin als voor Gibson speciaal. De explosieve verbreiding van de
Rock 'n' Roll, Jazz en Folk boden tot dusverre ongekende mogelijkheden
voor gitaren. Alle grote instrumentenfabrikanten, met Gibson voorop,
begonnen met nieuwe materialen te experimenteren. Design en productie
wisselden in korte afstanden om de actuele stromingen te kunnen volgen.
Norlin periode
CMI, dat was opgericht in 1920 door Maurice H. Berlin, fusseerde in Juli 1969 met het Zuid-Amerikaans bedrijf 'Ecuadorian Company Ltd' (ECL).
In 1974 werd het bedrijf omgedoopt tot 'Norlin Musical Instruments'.
Norlin is een samenvoeging van de namen Norton Stevens van ECL en Arnold Berlin (zoon van Maurice Berlin) die aan het hoofd stond bij CMI.
Deze periode werd gekenmerkt door afnemende kwaliteit en
zakelijk wanbeleid.
In 1975 werd een nieuwe fabricagehal in Nashville, Tennessee in gebruik genomen
en tussen 1976 en 1984 werd de productie verplaatst van Kalamazoo naar Nashville, Tennessee.
De fabriek in Kalamazoo bleef tot 1984 draaien als Customshop.
In januari 1986 werd Norlin weer verkocht.
De resessie van begin jaren tachtig ging ook aan Gibson niet voorbij. Op zoek
naar nieuwe wegen ontdekte het Gibson team een versterkte interesse voor
Vintage instrumenten. Daarom bracht Gibson klassiekers als Les Paul en de
ES-335 met hun originele specificaties weer op de markt.
Tegelijkertijd kwam met de Chet Atkins gitaar een compleet nieuw model uit.
In januari 1986 werd Norlin weer verkocht.
SG
Naast de Les Paul is ook de SG een zeer succesvolle Gibson gitaar.
In 1960 begonnen de verkoopcijfers van de Les Paul terug te lopen.
Om deze weer op peil te brengen besloot men om de gitaar te moderniseren.
Zo kreeg de body een dunnere en afgevlakte bovenkant van mahoniehout met meer contouren.
Ook werd de nek werd dunner gemaakt en de hiel smaller.
De nekverbinding werd 3 frets verplaatst om zo de bovenste frets makkelijker bereikbaar te maken.
Met de nieuwe en eenvoudigere body constructie zouden de productiekosten een stuk goedkoper worden.
De SG werd in 1961 geïntroduceerd als de Gibson Les Paul SG.
Dit alles gebeurde echter zonder medeweten of overleg met Les Paul zelf, en hij was dan ook zeer ontevreden over de kwaliteit, zoals de sterkte van body en nek.
Les vroeg daarom ook aan Ted McCarty om zijn contract bij Gibson te beëindigen. Dit verzoek werd ingewilligd, en zijn naam werd dan ook van van de gitaar verwijderd.
De nieuwe gitaar heet vanaf dat moment SG, wat staat voor "Solid Guitar".
Sinds begin 1986 werd Gibson verkocht aan Henry Juszkiewicz en David
Berryman, die het bedrijf tot op heden leiden. Met de kennis van
de lange Gibson traditie in instrumentenbouw en de grondbeginselen, om
elk Gibson instrument met het hoogste kwaliteitsniveau te produceren,
trad het nieuwe Gibson team aan, om in de geest van Orville Gibson en
Ted McCarty consequent door te gaan.
Henry Juszkiewicz en David Berryman
In 1994 vierde Gibson zijn honderdjarig bestaan, en zowel toen als nu
bieden Gibson instrumenten een onverslaanbare combinatie van kwaliteit
en geluid voor elk muzikaal genre.
Men werkt momenteel aan de eerste digitale gitaren met ethernetaansluiting.
De interface is tot 30.000 keer sneller dan de oudere midi-standaard.
Gibson sleutelt al een tijdje aan het MaGIC-concept: een protocol waardoor transport over
ethernetkabels een stuk sneller is dan we tot nu toe gewend zijn. Door een gewone
Cat5-kabel kan Gibson nu 32 kanalen audio op 192 kHz in realtime heen en weer sturen.
Op de gitaar is een adapter aangebracht die de trillingen van de snaren omzet en vertaalt in
een digitaal signaal. Het versturen van de datapakketjes van gitaar naar versterker
“30 tot 30.000 keer zo snel” als een normale midi-interface.
Dat is een erg ruime marge, maar de nauwkeurigheid van bijvoorbeeld een opgedrukte
(verhoogde) of trillende toon is een stuk groter dan bij midi. Midi is een 10-bit signaal met
een bandbreedte van slechts 31,25 Kbit per seconde. MaGIC-pakketjes zijn 32 bit en hebben
zelfs over een ethernetkabel van 100 meter een vertraging van minder dan 250 nanoseconden.
MaGIC kan behalve audio zelf ook 100 midisignalen tegelijk versturen.
Er kleven nog wel wat nadelen aan de digitale gitaar. Zo luistert de afstelling van
de pick up uitermate nauw. Erg stabiel klonk het prototype - een digitale sunburst
Les Paul – dus nog niet. Gibson zal daarom de analoge uitgang op de Les Pauls, SG's en
ES-gitaren voorlopig niet verwijderen.